From professional translators, enterprises, web pages and freely available translation repositories.
als een statische testopzet wordt gebruikt, moet de ph van elke dosisgroep aan het begin en het eind van de test worden gemeten.
if a static test design is used, the ph of each treatment should be measured at the beginning and end of the test.
de testopzet heeft betrekking op het aantal testconcentraties en de factor waarmee ze van elkaar verschillen, het aantal vaten per concentratieniveau en het aantal larven per vat.
the test design relates to the selection of the number and spacing of the test concentrations, the number of vessels at each concentration and the number of larvae per vessel.
een inhibitiecontrole kan in de testopzet worden opgenomen om de identificatie (achteraf) van inhibitie als een mogelijke oorzaak of bijdragende factor te vergemakkelijken.
an inhibition check may be included in the test design to facilitate identification (in retrospect) of inhibition as a possible cause or contributory factor.
als de noec niet behoeft te worden bepaald, kan de testopzet zodanig worden aangepast dat het aantal concentraties wordt opgevoerd en het aantal duplo's per concentratie wordt verlaagd.
if determination of noec is not required, the test design may be altered to increase the number of concentrations and reduce the number of replicates per concentration.
bij doorstroomtests mag om technische redenen voor een andere opzet worden gekozen (bijvoorbeeld vier groepen van tien dieren in een groter testvolume), mits eventuele wijzigingen in de testopzet in het testrapport worden vermeld.
for flow-through tests, alternative designs may, for technical reasons, be considered (e.g. four groups of 10 animals in a larger test volume), but any changes to the test design should be reported.
bij een goed uitgevoerde test moet de coëfficiënt van de variatie rond het gemiddelde aantal levende nakomelingen per moederdier in de controlegroep(en) in de regel < = 25 % zijn; dit moet worden vermeld voor elke testopzet waarbij gebruik wordt gemaakt van afzonderlijk gehouden dieren.
generally, in a well-run test, the coefficient of variation around the mean number of living offspring produced per parent animal in the control(s) should be < = 25 %, and this should be reported for test designs using individually held animals.