Results for groothandelaar translation from Dutch to German

groothandelaar
großhändler

vis groothandelaar
fischgroßhändler

groothandelaar/kleinhandelaar:
groß-/einzelhändler

groothandelaar in steenkool
kohlengrosshaendler

e) groothandelaar/kleinhandelaar:
e) groß-/einzelhändler

bedrijfstype en nummer groothandelaar
art und nr. der großhändlerkarte:

bcdrijfstypc en nummer groothandelaar:
art und nr. der großhändlerkarte:

de groothandelaar houdt gedetailleerde registers bij.
der großhändler sorgt für eine detaillierte buchführung.

aan de groothandelaar in eenzelfde factuur aangerekend
auf gemeinsamer rechnung fakturiert

aard en nummer van de kaan van de groothandelaar:
art und nr. der karte des fischhändlers:

-voor ica meny: groothandelaar in dagelijkse verbruiksartikelen.
-ica meny: großhandel von konsumgütern des täglichen bedarfs.

aard en nummer van de kaart van de groothandelaar:
an und nr. der kane des fischhändlers:

aard en*nummcr van de kaart van de groothandelaar:
art und nr. der karte des fischhändlers:

groothandelslevering van stroom aan de openbare nutsonderneming-groothandelaar;
großhandelslieferung von strom an den öffentlichen versorgungsgroßhändler;

v) groothandelslevering van stroom aan de openbare nutsonderneming-groothandelaar;
v) großhandelslieferung von strom an den öffentlichen versorgungsgroßhändler;

bedrijf f (een fabrikant) verkoopt goederen aan groothandelaar g1 voor 70 eur.
das unternehmen h, ein hersteller, verkauft einem großhändler g1 waren im wert von 70 eur.

-voor bauking: doe-het-zelf-keten, groothandelaar in bouwmaterialen.
-bauking: baumärkte, baustoffhandel.

„marktdeelnemer”: elke producent, fabrikant, importeur, dienstverlener, groothandelaar of detailhandelaar;
„unternehmer“ jeden erzeuger, hersteller, importeur, dienstleister, großhändler oder einzelhändler;

belang van importeurs en van handelaren/groothandelaren
interesse der einführer und händler/großhändler