Results for suf translation from Dutch to Spanish

„suf”
«suf»

suf hoofd
cabeza espesa

land model suf
paÍs modelo suf

suf bij wakker worden
soñoliento al despertar

zeer vaak: zich suf voelen
muy frecuentes: somnolencia

zenuwstelselaandoeningen: zeer vaak: suf voelen
trastornos psiquiátricos:

in het maltees „suf verġni”,
en maltés «suf verġni»,

de goede martha was er suf van.
marta no sabía qué pensar de todo aquello.

zich suf voelen, prikkelbaarheid, ongewoon huilen
somnolencia, irritabilidad, llanto no habitual

bov, ovi, por, equ, suf, suw, ruf, ruw
bov, ovi, por, equ, suf, suw, ruf, ruw

door neupro kunt u zich zeer suf voelen en u kunt zeer plotseling in slaap vallen.
puede que el tratamiento con neupro le haga sentirse muy somnoliento o incluso, haga que se quede dormido de repente.

- geneesmiddelen die u slaperig of suf maken (zoals andere morfineverwante pijnstillers,
- algún medicamento que produzca sedación o sueño (como otros analgésicos relacionados con la

comtan ingenomen met levodopa kan u zeer suf doen voelen, of kan veroorzaken dat u uzelf soms plotseling in slaap voelt vallen.
si se toma comtan junto con levodopa puede producirle mucho sueño, o hacer que se quede dormido de repente.

rijvaardigheid en het gebruik van machines atriance kan ervoor zorgen dat mensen zich suf of slaperig voelen, zowel tijdens als tot een paar dagen na de behandeling.
conducción y uso de máquinas atriance puede producir somnolencia, durante y algunos días después del tratamiento.

gekweekte niet-gedomesticeerde dieren van de families suidae, tayassuidae en tapiridae (model suf);
animales no domésticos criados en explotación pertenecientes a las familias de los suidos, tayasuidos o tapíridos (modelo “suf”);

zeer zelden kunnen baby’ s van moeders die zyprexa namen in het laatste trimester van de zwangerschap (3e trimester) bevingen hebben of slaperig of suf zijn.
en muy raras ocasiones los bebes de madres que han tomado zyprexa en la última etapa del embarazo (tercer trimestre) podrían presentar temblor, somnolencia o letargo.