Results for hebben translation from English to Dutch

hebben.
ctan.

hebben!
hebben!

we hebben...
we hebben...

medelijden hebben
schuldinzicht krijgen

hebben gemaakt.
hebben gemaakt.

nu hebben ze […]
nu hebben ze […]

we hebben een kind.
we hebben een kind.

wat hebben we hier?
wat hebben we hier?

‘we hebben contact.
‘we hebben contact.

we hebben echt genoten.
we hebben echt genoten.

waarover hebben we het?
waarover hebben we het?

dus dat hebben we gedaan.
dus dat hebben we gedaan.

verder hebben we het over:
verder hebben we het over:

we hebben een begin gemaakt.
we hebben een begin gemaakt.

"nee, nee, die hebben we niet."
"nee, nee, die hebben we niet."

dus keeeeeeeees ................. !!!!!!!!! we hebben honger .........
dus keeeeeeeees ................. !!!!!!!!! we hebben honger .........

laten we het hebben over dromen.
laten we het hebben over dromen.

het was buitengewoon, we hebben genoten.
het was buitengewoon, we hebben genoten.

dat hebben we dan ook in de planning.
dat hebben we dan ook in de planning.

wij hebben een geweldig weekend gehad!!!!!
wij hebben een geweldig weekend gehad!!!!!