Results for preach translation from English to Dutch

preach
preek

some preach discipline.
sommigen roepen om discipline.

preach with your life!
verkondingen met je leven!

should women preach
moeten vrouwen prediken

for opportunities to preach.
voor gelegenheden om het woord te kunnen prediken.

what they preach are mere lies.
zij volgen alleen maar vermoedens en zij gissen slechts.

can you practice what you preach
neem niet aan wat ze je geven

one must be humble to preach.
om te prediken, moet men nederig zijn.

he had to preach the truth!
hij moest de waarheid prediken!

you preach it, now believe it!
jullie prediken het, geloof het nu!

women may not preach in church
vrouwen mogen in de kerk niet preken

you have to practice what you preach.
je moet er ook naar handelen.

can a sinner preach to others?
kan een zondaar tegen anderen prediken?

and all those that preach this truth.
en al diegenen die deze waarheid prediken.

they preach peace, while ensuring war.
ze prediken vrede terwijl ze voor oorlog zorgen.

it would also preach in our own language.
men zou ook preken in onze eigen taal.

to preach, you must be willing to sacrifice.
om te prediken, moet men bereid zijn offers te brengen.

we cannot preach water and drink whiskey.
je kan niet water preken en zelf whisky drinken.

they said, "whether you preach to us or not,
zij antwoordden: het is ons gelijk, of gij ons al dan niet vermaant.

the best maxim is 'practice what you preach'.
de beste stelregel is dat je zelf ook moet doen wat je anderen opdraagt.