Results for acquérir translation from French to Dutch

acquérir
in eigendom verkrijgen

acquérir légalement
rechtmatig verkrijgen

acquérir & quantaplus;
& quantaplus; verkrijgen

acquérir par usucapion
door verjaring verkrijgen

& acquérir une image...
& afbeelding ophalen...

& acquérir l'image...
afbeelding & scannen....

acquérir de l'expérience
"ervaring oogsten"

acquérir une meilleure position
een betere positie verkrijgen

acquérir les ressources génétiques.
aanschaf van genetische hulpbronnen.

il est nécessaire d'acquérir
er is niet alleen behoefte aan vakkennis op een hoger peil, maar ook aan ruimere vakkennis.

insertion acquérir l'image...
invoegen afbeelding scannen...

insuffisant pour acquérir une rente
onvoldoende om een rente te vestigen

acquérir en commun le contrôle de
gezamenlijk de zeggenschap over...verwerven

acquérir les techniques marines nécessaires.
de nodige zeemanstechnieken aan te leren.

droit d'acquérir une marque communautaire
in staat stellen een gemeenschapsmerk te verkrijgen

1° acquérir tout immeuble bâti ou non bâti;
1° elk al dan niet gebouwd onroerend goed kopen;

il vise à acquérir une qualification professionnelle reconnue.
het is bedoeld om een erkende beroepskwalificatie te verwerven.

acquérir ou aliéner des biens mobiliers et immobiliers
roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden

nombre: le nombre d'images à acquérir.
aantal: het aantal op te nemen afbeeldingen.

enquête critique visant à acquérir de nouvelles connaissances
kritisch onderzoek dat gericht is op het opdoen van nieuwe kennis