Results for imparare translation from Italian to Dutch

imparare.
leren.

deve imparare.
de trut moet het leren.

" di imparare
"te leren

- deve imparare.
- ze moet het nog leren!

- oh, imparare.
- ooh, leren. cool.

potrei imparare
ik kan het leren.

adorava imparare.
hij hield van leren.

imparare, maggie.
leren, maggie.

- desidero imparare.
- ik wens het graag te leren.

- potrebbe imparare!
je kan het leren.

devi ancora imparare.
je hebt training nodig.

beh, posso imparare.
ik wil het wel leren.

- devo assolutamente imparare.
- je hoeft niet te dansen.

- voglio imparare. - okay.
ik wil het leren.

dovrei imparare comunque.
dat zou sowieso wel handig zijn.

volete imparare qualcosa?
wil je nog iets leren?

- potresti imparare qualcosa.
je kan er wat van leren.

devo imparare l'americano!
clark gable. rita hayworth.

devi imparare, imparare, imparare.
je moet leren en nog leren.

imparare l'abc dell'autodifesa.
en, leer basic zelfverdediging.