Results for eenmanszaak translation from Dutch to French

eenmanszaak
auto-entrepreneur

rt eenmanszaak (4011)
nt2 commerce associé nt2 commerce indépendant

kapitaal in eenmanszaak
capital personnel

het vermogen van een eenmanszaak
le patrimoine d'une entreprise individuelle

de eenmanszaak — richtlijn goedgekeurd
directive sur la société unipersonnelle

eenmanszaak (als natuurlijk persoon)
entreprise individuelle (en personne physique)

bedrijfsnaam a. kavolis (eenmanszaak)
nom de la société entreprise individuelle a. kavolis

use aankoopmonopolie (4031) eenmanszaak (4011)
use entreprise étrangère (4011)

omzetting van een eenmanszaak in een venootschap
mise en société d'une entreprise individuelle

eenmanszaak: city sensors, massy, frankrijk
entreprise individuelle : city sensors, massy, france

miena's nougat begon in juli 2012 als een eenmanszaak.
miena’s nougat était au départ une entreprise unipersonnelle qui a démarré ses activités au mois de juillet 2012.

de besluitvorming door mede-erfgenamen van een personenvennootschap of van een eenmanszaak
la prise de décision par les cohéritiers d'une société de personnes ou d'une entreprise individuelle

de bedrijfsleider of eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgenoot of echtgenote;
du gérant/propriétaire d'une entreprise individuelle ou de son conjoint aidant;

de enige vennoot in een eenmanszaak zal weldra de beperkte aanspra­kelijkheidstatus kunnen krijgen.
l'associé unique d'une société unipersonnelle va bientôt se voir recon­naître une responsabilité limitée.

rt buitenlandse investering (2426) rt nationaliteit van de rechtspersoon (1231 ) eenmanszaak
rt rt employé de bureau (4006) employé des services publics (0436)

de fysieke persoon of de bedrijfsleider of eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgenoot of echtgenote;
de la personne physique ou du gérant ou propriétaire d'une entreprise individuelle ou de son conjoint aidant;

de fysieke persoon of de bedrijfsleider/eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgenoot of echtgenote;
de la personne physique ou du gérant/propriétaire d'une entreprise individuelle ou de son conjoint aidant;

1° de bedrijfsleider/eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgeno(o)t(e);
1° du gérant/propriétaire d'une entreprise individuelle ou de son conjoint aidant;

rt ambachtelijk bedrijf (4011) rt ambachtsman (4411) rt eenmanszaak (4011) rt familiebedrijf (4011)
rt artisan (4411) rt entreprise artisanale (4011) rt entreprise familiale (4011) rt entreprise individuelle (4011)

rt rt rt rt detailverkoop (2031) eenmanszaak (4011 ) kleinhandelsprijs (2451) opheffing van de zaak (4006)
nt2 nt1 disponibilité monétaire monnaie