Results for travaillant translation from French to Dutch

travaillant
werkend

non travaillant
onbelast

semi-travaillant
halfbelast

revêtement travaillant
dragend vlak

travaillant aux champs
veld-

travaillant à la ferme
voor boerderijgebruik

le cuisinier travaillant seul;
de kok (kin) alleen werkend;

artisan travaillant en entreprise
ambachtsman in de onderneming

travaillant pour le compte de :
werkende in opdracht van :

unité travaillant en virgule fixe
eenheid werkend met een vaste komma

traiteur travaillant en sous-traitance
contractcateraar

assuré travaillant à temps partiel
gedeeltelijk uitkeringsgerechtigde

machine-outil travaillant par enlèvement
verspanend gereedschapswerktuig

vendeurs travaillant dans un petit magasin
verkopers die alleen werken in een kleine winkel

3 femmes travaillant à temps partiel.
het percentage dat: 1 vrouwen 2 in de dienstensector werkzame vrouwen 3 vrouwen met deeltijdbanen uitmaken van de beroepsbevolking.

coprocesseur mathématique travaillant en virgule flottante
rekenkundige coprocessor werkend met een drijvende komma

manoeuvres lourds travaillant à plein rendement.
zware hulpwerklieden die met vol rendement werken.

personne physique travaillant pour une personne morale
bij een rechtspersoon werkzame natuurlijke persoon

cuisinier(ère) cuisinier(ère) travaillant seul
kok(in) kok(in), alleenwerkend

02 conjoint travaillant sur l'exploitation a*) sexe
02 op het bedrijf werkende echtgenoot a)* geslacht