Sie suchten nach: ich auch (Deutsch - Holländisch)

ich auch.
"ik ook".

,,und ich auch?"
"ja."

,,ich auch, tom!
"ik ook, tom.

,,mein' ich auch."
"mij ook," antwoordde huck.

ich auch nicht.
ik ook niet.

,,na -- ich auch, huck.
"ik ook niet, huck.

f.f.: 'ich auch.
f.f.: ik ook.

das verstehe ich auch.
in naam van welke voordelen voor de gemeenschap handelt de commissie in dit geval?

,,na, ich auch nicht.
"ik ook niet," zeide tom.

,,na, das mein' ich auch!"
"ik ook."

das finde ich auch gut.
dat is ook een goede zaak.

ja, das denke ich auch.
ja, dat denk ik ook.

deshalb kann ich auch der emp
ten aanzien van de vormproblemen kan de commissie akkoord gaan met amendement nr. 33 maar zij moet amendement nr. 24 verwerpen omdat zij geen reden ziet

das will ich auch gerne tun.
ik zal dat met genoegen doen.

ebenso danke ich auch samt-
(') spreektijd : zie notulen.

"ich reise gern." "ich auch."
"ik reis graag." "ik ook."

das halte ich auch für unnötig.
de meeste sprekers hebben de belangrijke rol van de ngo's reeds benadrukt.

,,ja, ich auch -- das heißt lebendige.
"ik ook,--ten minste aan levende.

"ich hasse karotten." "ich auch."
"ik heb een hekel aan wortels." "ik ook."

- ich bin mutig! ruft tom.- ich auch
- ik ben moedig! roept tom uit.- ik ook! voegt lila er haastig aan toe.