Sie suchten nach: oncle (Französisch - Holländisch)

oncle
brusje

mon oncle
mon oncle

«mon oncle?»
"oom?"

mon oncle dormait.
mijn oom sliep.

mon oncle reprit:
mijn oom hernam:

«mon oncle lidenbrock!»
"oom lidenbrock!"

--vois,» dit mon oncle.
"zie maar rond!" sprak mijn oom.

«mon oncle!» dis-je.
oom!" zeide ik.

je regardai mon oncle.
ik zag mijn oom aan.

quel spectacle, mon oncle!
"welk een tooneel, oom!

«montons, dit mon oncle.
"laten wij hem beklimmen," zeide mijn oom.

--non! répond mon oncle.
"neen!" antwoordt mijn oom.

mon oncle paya sans marchander.
mijn oom betaalde zonder afdingen.

............................. «c'est cela, mon oncle»
-- -- -- "zoo is het, oom!"

mon oncle était-il fou?
was mijn oom gek?

--attention!» répétait mon oncle.
"geef acht!" herhaalde mijn oom.

mon oncle reprit son soliloque:
mijn oom hervatte zijne alleenspraak:

--là-bas?» répond mon oncle.
"ginds!" antwoordt mijn oom.

--une halte, répondit mon oncle.
"eene halt," antwoordde mijn oom.

--en avant!» répondit mon oncle.
"vooruit!" herhaalde mijn oom.