Sie suchten nach: lijden (Holländisch - Slowakisch)

lijden
trpieť

lijden.
trpí.

lijden!
- trpte ! - # hoo-hoo-hoo-hoo #

het lijden.
to utrpenie.

jij lijden?
vytrpela?

- jij lijden?
- Čo si si vytrpela?

al het lijden.
za všetko utrpenie.

- laat ze lijden.
- pošleme ich do pekla!

het lijden gaat door.
utrpenie pokračovalo, a ja sa pýtam:

moet hij pijn lijden?
musí to tak byť?

het betekent 'lijden'.
znamená " trpieť "

beter dan pijn lijden.
tiež lepšie než on objať bolesť brucha tento

je gaat lijden, moltis.
budeš trpieť, moltis.

- zie haar dan maar lijden.
tak sleduj, ako trpí.

- en je eigen lijden?
- Čo tvoje utrpenie?

de hongerige wandelaars lijden
hladujúci pútnici trpia.

daarom doet liefde lijden.
preto, milovať znamená trpieť.

alsjeblieft, laat haar niet lijden.
prosím, nech netrpí.

die kinderen lijden zoveel pijn.
tie deti prežívajú toľko bolesti.

- ouders zondigen, kinderen lijden.
rodičia hrešia, deti trpia.