Usted buscó: la verdad duele (Español - Neerlandés)

la verdad.
--„de waarheid, mijn waarde! de engel was een duivelin.

decir la verdad a veces duele.
soms doet het pijn de waarheid te spreken.

Él sabe la verdad.
hij kent de waarheid.

comisión de la verdad
waarheidscommissie

te traemos la verdad.
en wij zijn tot jou gekomen met de waarheid.

decimos, sí, la verdad.
en voorwaar, wij zijn zeker waarachtig.

¿me dirás la verdad?
zal je me de waarheid vertellen?

¡sí, decimos la verdad!'»
en voorwaar, wij zijn zeker waarachtigen."

debes decir la verdad.
je moet de waarheid zeggen.

la verdad sobre los megapíxeles
hoe het nu echt zit met megapixels

algún día sabrás la verdad.
eens zult ge de waarheid te weten komen.

2006: el momento de la verdad
2006: wat hebben wij gepresteerd?

deberías haberle dicho la verdad.
je had haar de waarheid moeten vertellen.

di: «alá dirige a la verdad.
zeg: "allah leidt naar de waarheid."

comisión de la verdad y la reconciliación
waarheids- en verzoeningscommissie

nunca titubees en decir la verdad.
aarzel nooit de waarheid te zeggen.

dijo: «la verdad es -y digo verdad-
god zeide: het is een rechtvaardig vonnis, en ik spreek de waarheid;

conchita decidió decirle la verdad a maría.
conchita besloot mary de waarheid te vertellen.

dijeron: «ahora has dicho la verdad».
"nu," zeiden zij, "komt gij met de waarheid."

@ilandbahrain: btv mostró una parte de la verdad.
@ilandbahrain: btv heeft één kant van de waarheid laten zien.