Usted buscó: tener (Español - Neerlandés)

tener
hebben

tener mano
opdikkend zijn

debería tener
zouden moeten hebben

tener o haber
hebben

el vino debe tener:
wijn heeft:

• puede tener tos.
• u kunt moeten hoesten.

tener carácter ejecutivo
uitgevoerd dienen te worden

necesito tener amigos.
ik heb vrienden nodig.

tener el objetivo de:
zijn bedoeld:

tener derecho a ser oído
het recht hebben te worden gehoord

debe tener uno dijo athos.
--„hij moet er een hebben,” zeide athos.

tener tres o más electrodos;
drie of meer elektroden;

_ tener una firmeza menor,
_ minder vast zijn,

¿puedo tener otra cerveza?
mag ik nog een bier

tener características fotométricas idénticas.
vrijwel overeenkomstige fotometrische kenmerken bezitten.

- puede tener migraña grave.
- kunt u een ernstige migraine ontwikkelen.

tener derecho preferente para reincorporarse
bij voorrang recht hebben op herplaatsing

dosis puede tener que ajustarse.
hartaandoeningen te behandelen, aangezien de dosering dan misschien moet worden aangepast.

tener en cuenta mayúsculas/ minúsculas
hoofdlettergevoelig

¿prefiere tener ocultos los aparatos?
verbergt u uw elektronica voor de buitenwereld?