Usted buscó: a suo figlio (Italiano - Neerlandés)

a suo figlio.
op uw zoon.

- a suo figlio?
zijn kind!

e a suo figlio.
en zijn zoon.

e a suo figlio?
en om zijn zoon?

accanto a suo figlio.
ze is bij haar zoon.

- lo dica a suo figlio.
zeg dat maar tegen je zoon.

-a suo figlio, intendo.
- dat van zijn zoon, bedoel ik.

arriva fino a suo figlio.
- goed. tot aan haar zoon.

beh, dillo a suo figlio.
nou, vertel dat aan zijn zoon.

-lo chieda a suo figlio.
- vraag 't uw zoon.

- vuole bene a suo figlio?
- hield je van je zoon? ja.

- si', insegno a suo figlio.
- ja, ik geef les aan haar zoon.

a jesse e a suo figlio.
en z'n kind.

che sta succedendo a suo figlio?
wat is er met uw zoon?

- lascia ogni cosa a suo figlio.
hij laat alles na aan zijn zoon.

che e' successo a suo figlio?
wat is er met zijn zoon gebeurd?

credo sia interessato a suo figlio.
volgens mij heeft hij interesse in haar zoon.

hank fece lo stesso a suo figlio!
hank deede hetzelfde met zijn zoon!

"colpevole di fronte a suo figlio.
"...schuldig voor zijn zoon..."

- voleva bene a suo figlio, ricordatevelo.
de man hield van zijn zoon. dat is een aanwijzing.