Usted buscó: fiacca (Italiano - Neerlandés)

fiacca
lassitudo

fiacca.
slap.

era fiacca.
het was zacht.

e' fiacca.
m`n stem is zwak.

giornata fiacca.
het was een drukke dag.

notte fiacca?
rustige avond?

c'era fiacca.
het was kalm.

- serata fiacca?
rustige nacht?

- che serata fiacca.
het is vanavond rustig.

la serata è fiacca.
het lijkt op een behoorlijk langzame nacht.

fiacca, ma si animerà.
het wordt een gekkenhuis.

- non batto la fiacca.
- ik verslap niet.

- giornata fiacca, allora?
- weinig te doen?

abbiamo battuto la fiacca.
we zijn wat nalatig geweest.

basta battere la fiacca!
aan het werk.

battete la fiacca, ragazzi?
de opbrengst is laag, mannen.

- basta battere la fiacca!
duw! verslap niet!

-si batte la fiacca. eh?
vanonder.

non battere la fiacca, trevor.
kom op, trevor. ik hou je in de gaten.

questa e' una scena fiacca.
een wat slap begin.