Usted buscó: io aspetta tu (Italiano - Neerlandés)

aspetta, tu.
- hé, jij!

- aspetta tu.
- jij wachten.

- aspetta. tu...
wacht, je...

aspetta... - tu?
wacht eens even, jij?

e io aspetta.
ik moest wachten. dus wacht ik.

aspetta, tu non...
wacht, je deed het ...

aspetta. tu no?
heb jij dat nooit gedaan?

aspetta, tu... cosa?
wat heb je?

- come, io, aspetta.
- hoe?

- vado io. - aspetta.
dat doe ik wel.

- io... - aspetta, come?
wacht, wat?

- no, io... aspetta... tu chi sei?
wie ben jij?

anche io, aspetta.
wat?

aspetta tu, nayman!
nee, jij wacht even, nayman.

- anche io. aspetta...
wacht.

- aspetta. aspetta tu!
je moet wachten.

- eddie, io... - aspetta.
als ze laat doorschemeren dat je haar wou versieren, hang je al.

aspetta, tu puoi venire?
is het wel de bedoeling dat jij gaat?

- jeepina. - no. aspetta tu.
- nee, wacht jij even.

io aspetto, tu...
ik wacht wel .