Usted buscó: snoekbaars (Neerlandés - Alemán)

snoekbaars
zander

canadese snoekbaars
kanadischer zander

eenbelangrijke maartanendesector spiering, baars en snoekbaars.
sie im jahr 2000 insgesamt 3 000 tonnen darstelltenund größtenteils aus stint, barsch und hechtbarschbestanden.

zij vissen op zoetwatersoorten zoals elft, brasem,snoekbaars, snoek, meerval en verscheidene karpersoorten.
sie zielen auf süßwasserarten wie alse, brachsen, zander,hecht, welse und verschiedene karpfenarten.

maar daarnaastwordt in de bakken van imatra nog een nieuwe soortgeïntroduceerd: de snoekbaars, wiens gastronomischereputatie en snelle groei in lauw water interessanteeconomische perspectieven biedt.
die weibchen müssen nämlich ein bis zwei monateunter winterlichen bedingungen verbringen, damit ihr reproduktionszyklus anspringt.

de sector van deaquacultuur is vrij klein (360 ton in 2000 ) en richtzich grotendeels op lokale soorten die vimpa wordengenoemd, en in mindere mate op snoekbaars.
der aquakultursektor ist relativ klein (360tonnen 2000) und besteht weit gehend aus lokalen vimpa genannten arten und in geringerem umfang hechtbarsch.

03026919 -andere van de tot deze onderverdeling behorende zoetwatervissen kunnen worden genoemd: 1.zeelt (tinca tinca);2.barbeel (barbus spp.);3.baars: gewone baars of rivierbaars (perca fluviatilis), forellenbaars (micropterus spp.), zonnebaars (lepomis gibbosus) en pos of post (gymnocephalus cernuus of acerina cernua);4.brasem (abramis brama) en blei of bliek (blicca bjoerkna);5.snoek (esox spp.) en beensnoek of kaaimansnoek (lepisosteus spp.);6.alver (alburnus alburnus), grondel (gobio gobio en gobio uranoscopus), grondeling of rivierdonderpad (cottus gobio) en puitaal of kwabaal (lota lota);7.rivierlamprei of rivierprik en kleine lamprei of negenoog (lampreta fluviatallis en lampreta planeri);8.witvis van de geslachten leuciscus, de rutilus en de idus: blankvoorn, windvoorn, goudwinde, kopvoorn of meun of hesseling, serpeling of gruis of schieter, enz.;9.vlagzalm (thymallus spp.);10.snoekbaars (stizostedion lucioperca). -
03026919 -andere von den anderen süßwasserfischen dieser unterposition sind zu nennen: 1.die schleie (tinca tinca);2.die barbe (barbus-arten);3.der barsch: flussbarsch (perca fluviatilis), forellenbarsch oder schwarzbarsch (micropterus-arten), gemeiner sonnenbarsch (lepomis gibbosus) und kaulbarsch oder stur (gymnocephalus cernuus oder acerina cernua);4.der blei oder brachsen (abramis brama) und die blicke, auch güster oder pliete genannt (blicca bjoerkna);5.der hecht (esox-arten) und der knochenhecht (lepisosteus-arten);6.der laube oder ukelei (alburnus alburnus), der gessling oder gründling (gobio gobio), der steingreßling (gobio uranoscopus), die groppe oder der kaulkopf (cottus gobio) und die trüsche oder quappe (lota lota);7.das flussneunauge oder die flusspricke (lampetra fluviatilis) und das bachneunauge (lampetra planeri);8.die weißfische der leuciscus-arten, rutilus-arten und idus-arten: plötze oder rötel oder rotauge, aland oder nerfling, goldorfe, döbel oder dickkopf oder aitel, hasel usw.;9.die Äsche (thymallus spp.);10.der zander (stizostedion lucioperca). -