Usted buscó: bijrijder (Neerlandés - Italiano)

bijrijder
secondo autista

bijrijder.
- io davanti! - io davanti!

de bijrijder.
che passeggero rompiscatole!

en de bijrijder?
e il navigatore?

- jij bent bijrijder.
guido io.

god is onze bijrijder.
dio è il nostro copilota!

chauffeur/bijrijder:8.
conducente/assistente del conducente8.

de bijrijder vatte vlam.
un amico dell'autista è rimasto intrappolato.

- de helm van de bijrijder.
il casco del navigatore.

nu stapt de bijrijder uit.
scenda il passeggero anteriore.

heb je een bijrijder nodig?
vuoi compagnia?

-ik heb geen bijrijder nodig.
non mi serve un accompagnatore, cat.

dan heeft de bijrijder haar gepakt.
ha detto che aveva gli stop posteriori accesi. forse il guidatore teneva il piede sul freno, mentre qualcun altro

je bent bijrijder van m'n chauffeur.
e' il mio aiuto autista.

- bestuurder en bijrijder, beiden stabiel.
autista e passeggero, 50 anni, entrambi con la cintura, entrambi stabili.

misschien heeft uw bijrijder iets gezien?
- forse il suo copilota ha visto qualcosa.

- bestuurder is dood, bijrijder wordt vermist.
si', beh, buon piano, pessima esecuzione. il pilota e' morto, il copilota e' scomparso.

de rijtijdperiode en cumulatieve rusttijd van de bijrijder,
il periodo di guida continuo e il periodo cumulato di interruzione del secondo conducente;

er lag een glock bij de voeten van de bijrijder.
c'era una glock per terra, ai piedi del passaggero.

in de auto zit hij het liefst voorin. als bijrijder.
se lo metti in macchina, gli piace sedersi davanti.