Vous avez cherché: embryofetal (Anglais - Néerlandais)

embryofetal alcohol syndrome
foetaal alcoholsyndroom

embryofetal alcohol syndrome (efas)
foetaal alcoholsyndroom

no adverse effects on embryofetal development were observed in rabbits.
bij konijnen werden geen nadelige effecten op de embryofoetale ontwikkeling waargenomen.

the observed embryofetal toxicity occurred at doses associated with maternal toxicity.
de waargenomen embryofoetale toxiciteit deed zich voor bij doseringen die worden geassocieerd met maternale toxiciteit.

in the rat, no adverse effects were observed on embryofetal development or fertility.
bij ratten werden geen nadelige effecten waargenomen op de embryofoetale ontwikkeling of de vruchtbaarheid.

a teratology study conducted in rabbits did not show any potential for embryofetal toxicity.
een bij konijnen uitgevoerd teratologisch onderzoek leverde geen bewijs op voor embryofoetale toxiciteit.

reproductive toxicity testing showed no evidence of effects on fertility, embryofetal, or postnatal development.
onderzoeken m.b.t. reproductietoxiciteit lieten geen aanwijzingen zien voor effecten op fertiliteit, ontwikkeling van het embryo/de foetus of postnatale ontwikkeling.

in one of three rat studies on fertility and embryofetal development, post-implantation losses were observed.
in één van de drie studies bij ratten op vruchtbaarheid en embryofoetale ontwikkeling werden post-implantatieverliezen geobserveerd.

reproductive toxicology studies with rhuph20 revealed embryofetal toxicity in mice at high systemic exposure, but did not show teratogenic potential.
reproductietoxiciteitsstudies met rhuph20 wezen embryofoetale toxiciteit uit bij muizen bij een hoge systemische blootstelling, maar wezen geen teratogeen potentiaal uit.

data from animal studies investigating effects on embryofetal and offspring development as well as excretion in milk is described in section 5.3.
gegevens uit dieronderzoek waarin zowel de effecten op de embryo-foetale ontwikkeling en de ontwikkeling van nakomelingen als de uitscheiding in de moedermelk werden onderzocht, staan beschreven in rubriek 5.3.

in embryofetal developmental studies in mice, rhuph20 caused reduced fetal weight and loss of implantations at systemic exposures sufficiently in excess of human therapeutic exposure.
in onderzoeken naar de embryofoetale ontwikkeling bij muizen veroorzaakte rhuph20 een vermindering van het foetale gewicht en verlies van geïmplanteerde embryo’s bij systemische blootstelling die ruimschoots groter waren dan de therapeutische blootstelling bij de mens.

effects of apremilast on pregnancy included embryofetal loss in mice and monkeys, and reduced fetal weights and delayed ossification in mice at doses higher than the currently recommended highest human dose.
effecten van apremilast op de zwangerschap waren onder meer embryofoetale sterfte bij muizen en apen, en een verminderd foetaal gewicht en vertraagde ossificatie bij muizen met doses die hoger waren dan de momenteel aanbevolen hoogste humane dosis.

embryofetal studies in rat and rabbit; daily single doses of vehicle or 625 u/kg/administration of rhc1inh were administered intravenously to mated rats and rabbits.
embryofoetale onderzoeken bij ratten en konijnen: na paring werden dagelijks enkelvoudige doses van het vehiculum of 625 e/kg rhc1inh intraveneus aan ratten en konijnen toegediend.

the main findings in rabbit embryofetal development studies included malformations of the heart (dilated aorta, cardiomegaly) at systemic exposures 36-fold higher than observed at the mhrd.
de belangrijkste bevindingen bij studies naar de embryofoetale ontwikkeling bij konijnen omvatten misvormingen van het hart (gedilateerde aorta, cardiomegalie) bij systemische blootstellingen die 36 keer hoger waren dan waargenomen bij de mhrd.

an embryofetal development study in pregnant rats did not indicate a teratogenic effect attributed to the co-administration of empagliflozin and metformin at exposures of approximately 14-times the clinical auc exposure of empagliflozin associated with the highest dose, and 4-times the clinical auc exposure of metformin associated with the 2000 mg dose.
een onderzoek naar embryofoetale ontwikkeling bij drachtige ratten duidde niet op een teratogeen effect dat kon worden toegeschreven aan de gelijktijdige toediening van empagliflozine en metformine bij blootstellingen van ongeveer 14 maal de klinische auc-blootstelling van empagliflozine geassocieerd met de hoogste dosis, en 4 maal de klinische auc-blootstelling van metformine geassocieerd met de dosis van 2000 mg.