Vous avez cherché: romanos, iros a casa (Espagnol - Néerlandais)

vete a casa.
ga naar huis.

vete a casa bob
bron: go home bob

envíenlas a casa.
stuur ze terug naar huis.

¡vámonos a casa!
laten we naar huis gaan!

debes irte a casa.
ge moet naar huis gaan.

¿puedo irme a casa?
mag ik naar huis gaan?

me quiero ir a casa.
ik wil naar huis.

ahora puedes ir a casa.
ge moogt naar huis gaan nu.

te deseo un buen vuelo a casa
ik wens je een fijne

ella estaba deseosa de irse a casa.
ze wilde graag naar huis.

no llevar a casa la ropa de trabajo
bedrijfskleding niet mee naar huis nemen

algunos incluso van a casa y vuelven.
sommigen gaan zelfs naar huis en komen weer terug.

cuando llegué a casa, tom estaba estudiando.
toen ik thuiskwam, was tom aan het studeren.

entonces vamos a casa de vuestro amigo.
--„welaan dan, naar uw vriend!

se llama cuando se quiere volver a casa.
jij bellen wanneer jij willen naar huis.

ahora que paró de llover, nos podemos ir a casa.
nu dat het gestopt is met regenen, kunnen we naar huis gaan.

creo que la mayoría de ellos se fueron a casa.
ik denk dat de meesten van hen naar huis zijn gegaan.

de vuelta a casa pasaré por la oficina de correos.
onderweg naar huis ga ik even langs het postkantoor.

después de que muriera tom, mary volvió a casa de sus padres.
nadat tom overleed, ging mary terug naar het huis van haar ouders.

d'artagnan volvió al día siguiente a casa de milady.
d’artagnan keerde den volgenden dag naar milady terug.