Vous avez cherché: il fait beau chez toi (Français - Néerlandais)

il fait beau
het is lekker weer

il fait un beau soleil
de zon schijnt lekker

il fait beau aujourd'hui.
het is mooi weer vandaag.

il fait frais
het is fris

il fait froid.
het is koud.

il fait apparaître:
hij omvat:

il fait très chaud
het is erg warm

il fait la grimace.
het europees parlement grimlacht.

temps qu'il fait
huidig weer

il fait plutôt chaud.
het is vrij warm.

qu'a t-il fait?
ik zou daar zeer lang over kunnen uitweiden.

il fait froid au dehors.
het is koud buiten.

il fait campagne dans la circonscription
de drijvende kracht achter deze ontwikke-

il fait chaud aujourd'hui.
het is heet vandaag.

il fait également rapport lorsque:
hij rapporteert eveneens wanneer:

il fait partie du cadre eureka.
het maakt deel uit van het kaderprogramma eureka.

-- il fait bien chaud, dit wilson.
"het is zeer warm," zeide wilson.

et il fait des propositions d'avenir.
over het vraagstuk .van de miiieuvoorwaarden te stellen aan directe betalingen wijst het verslag de commissie voorstellen voor nationale criteria af.

aujourd’hui, il fait horriblement froid.
het is verschrikkelijk koud vandaag.

il fait très chaud aujourd'hui, non ?
het is vandaag erg warm, toch?