Vous avez cherché: met graad (Néerlandais - Anglais)

gebeurtenis met graad 3 reacties
grade 3 reactions 11.0%b

type 1 diabetes geassocieerd met graad
type 1 diabetes associated with grade

1 patiënt met graad 3 en 3 patiënten met graad 5).
pixuvri (2 patients with grade 1-2, 1 patient with grade 3, and 3 patients with grade 5).

patiënten met graad 3 of 4 hypocalciëmie herstelden vaak met orale calciumsuppletie.
patients developing grade 3 or 4 hypocalcaemia often had recovery with oral calcium supplementation.

de enige bijwerking met graad 3 of hoger was verminderde visuele scherpte.
the only grade 3 or higher adverse reaction was reduced visual acuity.

als de toxiciteit met graad 3 terugkomt, overweeg dan te stoppen met de behandeling.
if toxicity recurs at grade 3, consider discontinuation.

15 % van het nettobasissalaris voor functionarissen in de rangen c en b tot en met graad b4;
15 % of net basic salary for staff members of grades c and b, up to and including b4;

voor termen aangeduid met een + was de frequentiebepaling gebaseerd op bijwerkingen met graad 3-4.
for terms marked with a “+”, the frequency count was based on grade 3-4 adrs.

voor patiënten met graad 2 diarree kan het nodig zijn dezelfde richtlijnen voor het aanpassen van de dosering te volgen.
patients with grade 2 diarrhoea may need to follow the same dose modification guidelines.

bij ongeveer 40% van de patiënten kan worden verwacht dat zich een bijwerking met graad 3 of 4 zal voordoen.
around 40% of patients are expected to have adverse reactions of grade 3 or 4 severity.

de meeste voorvallen van hemorragie, maar niet allemaal, kwamen voor bij patiënten met graad 3/4 trombocytopenie.
most haemorrhagic events, but not all, occurred in patients with grade 3/4 thrombocytopenia.

verschillen in blootstelling met effentora werden waargenomen in een klinisch onderzoek bij patiënten met graad-1-mucositis.
differences in exposure with effentora were observed in a clinical study with patients with grade 1 mucositis.

de meerderheid van de patiënten met graad 2 of hogere ck-verhogingen ontwikkelde spierklachten voorafgaand aan de ck-verhogingen.
the majority of patients who had grade 2 or higher ck elevations developed muscle symptoms prior to the ck elevations.

bij twee patiënten (één met graad 2 uitslag en 1 met graad 3 uitslag) was definitief staken van de behandeling met nivolumab nodig.
two patients (1 with grade 2 rash and 1 with grade 3 rash) required permanent discontinuation of nivolumab.

de totale incidentie van medicatie gerelateerde diarree was 22%, waaronder 4% met graad 3 en 0,4% met graad 4.
the overall incidence of drug-related diarrhoea was 22 %, including 4 % with grade 3 and 0.4 % with grade 4.

voor patiënten met graad 3 of graad 4 endocrinopathie die verbeterden naar graad 2 of lager en onder controle zijn met hormoonsubstitutie kan, indien geïndiceerd, voortzetting van pembrolizumab overwogen worden na het zo nodig afbouwen van de corticosteroïden.
for patients with grade 3 or grade 4 endocrinopathy that improved to grade 2 or lower and is controlled with hormone replacement, if indicated, continuation of pembrolizumab may be considered after corticosteroid taper, if needed.

behandeling met avastin dient gestopt te worden bij patiënten met levensbedreigende (graad 4) pulmonaire embolie, patiënten met ≤ graad 3 dienen nauwgezet gecontroleerd te worden.
avastin should be discontinued in patients with life-threatening (grade 4) pulmonary embolism, patients with ≤ grade 3 need to be closely monitored.

bij patiënten met graad 3 of 4 diarree dient de dosering bij volgende kuren te worden verlaagd met 0,4 mg/m2/dag (zie rubriek 4.4).
for patients who experience grade 3 or 4 diarrhoea, the dose should be reduced by 0.4 mg/m2/day for subsequent courses (see section 4.4).

de meeste reacties verdwenen na ondersteunende behandeling, zonder dosisonderbreking of -verlaging, wat zich voordeed bij respectievelijk 1,5% en 1,1% van de patiënten; 1 patiënt met graad 4-hypocalciëmie stopte definitief met de behandeling.
most reactions resolved following supportive treatment, without dose interruption or reduction, which occurred in 1.5% and 1.1% of patients, respectively; 1 patient with grade 4 hypocalcaemia discontinued treatment permanently.