Vous avez cherché: blij (Néerlandais - Espagnol)

blij
alegría

ben je blij?
¿eres feliz?

bob was heel blij.
bob era muy feliz.

ik ben hartstikke blij.
estoy tan contenta. ¡gracias a dios!

blij om u te ontmoeten
te quiero

blij voor het tunesische volk.
emocionado por el pueblo tunecino.

waarom ben je zo blij?
¿por qué estás tan contento?

"wat ben ik dáár blij om!
-me alegra terriblemente escucharlo.

dus ik ben er erg blij mee.
así que me gusta mucho.

maak je geen zorgen, wees blij!
no te preocupes, sé feliz.

blij met wat hun heer hun geeft.
disfrutando de lo que su señor les dé.

'blij dat mijn stem werd geteld'.
'me alegra que contaran mi voto'.

en hij zal blij naar zijn familie terugkeren.
y regresará, alegre, a los suyos.

ik ben blij dat je die vraag stelt!
¡me alegro de que hayas hecho esta pregunta!

och och, wat zal hij blij zijn met dit nieuwtje.
¡dios! ¡cómo va a gozar el coronel con estas noticias!

"wat zou ik blij zijn," riep margaret uit.
-¡ay, cielos! -exclamó margaret-. ¡qué feliz sería!

ik ben zo blij dat ik dat niet heb hoeven meemaken.
yo estoy muy agradecida de no haber experimentado esto.

de commissie is blij met de uitvoerige antwoorden van de lidstaten.
la comisión acoge con satisfacción las numerosas respuestas completas enviadas por los estados miembros.

ik ben zelf ook wel blij dat ik heel anders ben dan mijn ouders.
yo estoy feliz de ser totalmente distinto de mis padres.

"daar ben ik blij om; maar u ziet er niet naar uit.
-me alegra de todo corazón, pero en verdad no lo parecía.