検索ワード: 1 persoon (オランダ語 - フランス語)

1. persoon:
1) personne:

& 1. persoon:
& 1ère personne & #160;:

5 dienstreizen * 1 persoon
5 missions * 1 personne

1° persoon met een handicap :
1° personne handicapée :

voor 1 persoon met een handicap :
pour 1 personne handicapée :

1. personen
1. personnes

1° personen,
1° de personnes,

(1) personen
(1) des personnes

kosten: reiskosten + 1 persoon per lidstaat.
coûts: frais de voyage + 1 personne par État membre

2 gemeld bij 1 persoon na de eerste dosis orgalutran.
2 rapporté chez un sujet après la première dose d’orgalutran.

1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personnen of meer
5 personnes et plus

het aantal personen op de zitbanken naar rata van 1 persoon per 0,50 m;
le nombre de personnes assises sur des bancs à raison d'une personne par 0.50 m;

q 1 persoon (u) g 2 - 3 personen g 4 - 5 personen
g 1 personne (vous) g 2 ­ 3 personnes g 4 ­ 5 personnes g 6 personnes ou plus

bijwerkingen die soms, bij meer dan 1 persoon op 1000, kunnen voorkomen zijn hieronder opgesomd:
146 les effets indésirables peu fréquents susceptibles d’affecter plus d'1 personne sur 1.000 sont listés ci-dessous:

een soms voorkomende bijwerking (die bij minder dan 1 persoon op de 100 voorkomt) is intense
un effet indésirable peu fréquent (touchant moins de 1 personne sur 100) est une douleur intense au point d’injection.

1° persoonlijke-assistentiebudget :
1° budget d'assistance personnelle :

eén persoon stopte vanwege een bijwerking en 1 persoon stopte vanwege redenen anders dan een bijwerking of virologisch falen.
un sujet a arrêté le traitement en raison d’un évènement indésirable et un sujet a arrêté pour des raisons autres qu’un évènement indésirable ou un échec virologique.

1° personen met een handicap :
1° personnes handicapées :

(1) personen met een hoofdberoep.
(1) emploi total = personnes ayant un emploi principal.

1° personen van kennelijk wangedrag;
1° les personnes d'une inconduite notoire;