검색어: togen (네덜란드어 - 영어)

zij togen onverwijld aan het werk.
they began to work immediately.

vissers uit bristol togen daar ook naartoe en visten eveneens in de wateren rond ijsland.
fishermen from bristol went there as well and also fished around iceland.

en van daar togen zij door naar het gebergte van efraim, en zij kwamen tot aan het huis van micha.
they passed there to the hill-country of ephraim, and came to the house of micah.

die keerden zich, en togen op naar het gebergte, en kwamen tot het dal eskol, en verspiedden datzelve.
and they turned and went up into the mountain, and came to the valley of eshcol, and searched it out.

de trom werd in de straten en in de haven geroerd. de troepen, die moesten worden ingescheept, togen zeewaarts.
the whole population was on foot; drums were beating in the streets and in the port; the troops about to embark were marching toward the sea.

alzo keerden zij zich, en togen voort; en zij stelden de kinderkens, en het vee, en de bagage voor zich.
so they turned and departed, and put the little ones and the cattle and the goods before them.

maar het geschiedde, als zij tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden inhet land sinear; en zij woonden aldaar.
it happened, as they journeyed east, that they found a plain in the land of shinar; and they lived there.

toog
arch