검색어: ziek (네덜란드어 - 한국어)

ziek
병든

ziek.
아픈사람들

dat is ziek.
그거 아주 안? 네요.

ben je ziek?
-혹시 어디 아파요?

- ben je ziek?
- 기분이 어때?

de chef was ziek.
- 요리사에겐 병이 있었소

hoe ziek is dat?
미친 짓이지

- ik ben niet ziek.
- 아프지 않아요

- ja, doc is ziek.
미뤄놨거든 개가 아파 개가 아파?

dan word je weer ziek.
너 또 다시 아프게 돼

ben je ziek geweest?
nbsp; 어디 아파?

- mijn moeder werd ziek.
어머니가 아프셨어요

dat is best ziek aaron.
그건 좀 그렇지 않아요?

dat klopt, je bent ziek.
nbsp; 아, 역시 건강이 별로군요

bent u ziek, mr moustafa?
- 편찮으세요, 무스타파씨?

ben je ziek, o'malley?
어디 아픈 거야, 오말리?

ik was ziek. ik was stervende.
너처럼,

man tun, waarom ben jij ziek?
만돈 어찌 자네까지?

gestolen patiënten en ziek personeel.
집에 가, 오말리 네가 앓는 게 전염성인가 보다

- m'n moeder is ernstig ziek.
유력한 후보야