검색어: parrocchia (이탈리아어 - 네덜란드어)

parrocchia
kerspel

la parrocchia.
de pastorie.

una sola parrocchia?
eén enkele parochie?

- della parrocchia?
- van de kerk?

- si', alla parrocchia.
- ja, naar de parish.

• parish (parrocchia).
• de parish ((deelgemeente).

attraverso la parrocchia.
van de kerk.

- frequentano la parrocchia?
een van u?

autobus della parrocchia
kerkbus

appartiene alla mia parrocchia.
hij is lid van mijn parochie.

e in che parrocchia vivi?
- en waar woon je?

- la parrocchia di san luca.
in st. luke's parochie.

qualche parrocchia? locali?
gemeenschappen?

dov'e' la sua parrocchia?
waar is jouw parochie?

diacono nella tua parrocchia.
een diaken in je kerk.

sì, ogni parrocchia e distretto.
- van alle staten. god, ja, elke parochie of district maakte hij welvarender.

- dovresti passare in parrocchia.
- je moet naar de kerk gaan.

ho preso lezioni in parrocchia.
ik heb een cursus gevolgd bij het ymca.

e va bene, mandami in parrocchia.
prima, stuur me maar naar de kerk.

la parrocchia e' cresciuta molto.
de parochie is flink gegroeid.