You searched for: behandelingsweek (Holländska - Engelska)

niet-waarneembaar hcv-rna in behandelingsweek 12
undetectable hcv- rna at treatment week 12

svr bij patiënten met niet-waarneembaar hcv-rna in behandelingsweek 12
svr in patients with undetectable hcv- rna at treatment week 12

deze late alat-verhogingen traden over het algemeen op in of na behandelingsweek 8.
these late alt elevations generally occurred at or after treatment week 8.

bij behandeling met peginterferon alfa en ribavirine is in behandelingsweek 4 beginnende anemie gemeld.
the onset of anaemia has been reported with peginterferon alfa and ribavirin therapy by treatment week 4.

tijdens de eerste behandelingsweek dient mabcampath in toenemende doses te worden toegediend:
during the first week of treatment, mabcampath should be given in increasing doses:

alle proefpersonen met in behandelingsweek 12 detecteerbaar hcv-rna in het plasma stopten met de behandeling.
all subjects with detectable hcv-rna in plasma at tw 12 were discontinued from treatment.

bij alle proefpersonen met detecteerbaar hcv-rna in het plasma in behandelingsweek 24 werd de behandeling gestopt.
all subjects with detectable hcv-rna in plasma at tw 24 were discontinued from treatment.

er moeten laboratoriumtesten van de lever worden uitgevoerd vóór de behandeling, in behandelingsweek 8 en wanneer klinisch geïndiceerd.
hepatic laboratory testing should be performed prior to therapy, at treatment week 8, and as clinically indicated.

werkzaamheid werd al gezien met 0,088 mg base (0,125 mg zout) per dag na de eerste behandelingsweek.
efficacy was observed with 0.088 mg of base (0.125 mg of salt) per day after the first week of treatment.

als in behandelingsweek 24 nog steeds hcv-rna kan worden waargenomen, moet echter overwogen worden om de behandeling te beëindigen.
however, if hcv-rna is still detectable at treatment week 24, discontinuation of therapy should be considered.

als de patiënt bevestigd, detecteerbaar hcv-rna heeft in behandelingsweek 24: dan behandeling met alle drie geneesmiddelen stoppen.
if the patient has confirmed, detectable hcv-rna at tw 24; then discontinue three-medicine regimen.

deze bijwerkingen treden gewoonlijk op tijdens de eerste behandelingsweek en zijn meestal van voorbijgaande aard en verdwijnen na beëindiging van de behandeling maar kunnen in heel zeldzame gevallen ernstig of fataal zijn.
these adverse reactions occur generally within the first treatment week and are in most cases transient and disappear following termination of the treatment but in very rare cases may be serious or fatal.

ongeveer 97% van de eerstelijnspatiënten ondervond bijwerkingen; de meest gemelde bijwerkingen bij eerstelijnspatiënten deden zich gewoonlijk tijdens de eerste behandelingsweek voor.
approximately 97% of first-line patients experienced adverse reactions; the most commonly reported reactions in first line patients usually occurred in the first week of therapy.

de proefpersonen gingen dan door met verschillende behandelingen op basis van therapie op geleide van de respons in behandelingsweek 8 (victrelis-rgt).
the subjects were then continued on different treatment regimens based on tw 8 response-guide therapy (victrelis-rgt).

bij meer dan 80% van de eerder behandelde patiënten kan worden verwacht dat ze bijwerkingen ondervinden; de meest gemelde reacties doen zich gewoonlijk voor tijdens de eerste behandelingsweek.
more than 80% of previously treated patients may be expected to experience adverse reactions; the most commonly reported reactions usually occur during the first week of therapy.

verkorting van de behandelingsduur bij patiënten met genotype 2 of 3 met bij aanvang hvl (> 800.000 ie/ ml) die hcv negatief zijn in behandelingsweek 4,
shortening the treatment duration in patients infected with genotype 2 or 3 with hvl (> 800,000 iu/ ml) at baseline who become hcv negative by week 4 should be considered with more caution as this may significantly negatively impact the sustained virological response (see table 1).

proefpersonen met niet-detecteerbaar hcv-rna in behandelingsweek 8 (early responders) en behandelingsweek 12 stopten met behandeling bij het bezoek in behandelingsweek 36.
subjects with undetectable hcv-rna at tw 8 (early responders) and tw 12 completed therapy at tw 36 visit.

bij c/c-patiënten die niet eerder behandeld werden en tripeltherapie kregen had 89 % niet-detecteerbaar hcv-rna in behandelingsweek 8; deze
in c/c patients receiving tritherapy 89% in treatment naive were hcv-rna undetectable by tw 8 and eligible for shorter duration of therapy as compared to 52% in treatment naïve non c/c.

koorts van onbekende oorsprong komt vaak voor bij patiënten die behandeld worden wegens haarcelleukemie en komt hoofdzakelijk voor tijdens de 4 eerste behandelingsweken.
fever of unknown origin frequently occurs in patients treated for hairy cell leukaemia and is manifested predominantly during the first 4 weeks of therapy.