You searched for: boterzuurgehalte (Holländska - Tyska)

inkuiling van die produkten leidt tot slecht geformenteerd kuilvoer met een hoog boterzuurgehalte dat helemaal niet geschikt is als diervoeder, vooral niet voor melkvee, daar de melk waarschijnlijk besmet en bedorven zal worden door sporevormende bacteriën.
auf diesem gebiet halte ich es, wenn auch unter dem vor behalt der wahrung der identität und der unabhängig keit der vereinigungen, für unerläßlich, den inhalt des ursprünglichen antrags von frau fontaine wieder auf zugreifen, und mit dieser absicht habe ich die Ände-rungs- und ergänzungsanträge eingereicht, die, wie ich hoffe, die zustimmung dieser versammlung erhalten werden.

overeenkomstig de in bijlage iii van verordening (eeg) nr. 3034/80 opgenomen definities betreffende het zetmeel/glucosegehalte en het saccharose/invertsuiker/isoglucosegehalte en voor de toepassing van de bijlagen ii en iii van genoemde verordening, wordt van de volgende formules, procedures en methoden gebruik gemaakt: 1. gehalte aan zetmeel/glucose(uitgedrukt als watervrij 100% zetmeel berekend op de goederen in oorspronkelijke toestand)a) (z f) × 0,9wanneer het glucosegehalte hoger is dan of gelijk is aan het fructosegehalte,b)(z g) × 0,9wanneer het glucosegehalte lager is dan het fructosegehalte,waarin:z = glucosegehalte bepaald met de methode opgenomen in bijlage i bij deze verordening; f=fructosegehalte bepaald door hplc (hogedruk-vloeistofchromatografie) g=glucosegehalte bepaald door hplc.indien bij de toepassing van punt 1, onder a), de aanwezigheid van een lactosehydrolysaat is aangegeven en/of bepaalde hoeveelheden lactose en galactose worden aangetoond, wordt, voordat enige andere berekening wordt uitgevoerd, een glucosegehalte (bepaald door hplc), dat overeenkomt met het galactosegehalte (bepaald door hplc), op het totale glucosegehalte (z) in mindering gebracht. 2.gehalte aan saccharose/invertsuiker/isoglucose(uitgedrukt als saccharose, op de goederen in ongewijzigde staat)a)s + (2f) × 0,95wanneer het glucosegehalte hoger is dan of gelijk is aan het fructosegehalte,b)s + (g + f) × 0,95wanneer het glucosegehalte lager is dan het fructosegehalte,waarin:s=saccharosegehalte bepaald door hplc f=fructosegehalte bepaald door hplc g=glucosegehalte bepaald door hplc.indien de aanwezigheid van een lactosehydrolysaat is aangegeven en/of hoeveelheden lactose en galactose worden aangetoond, wordt, voordat enige andere berekening wordt uitgevoerd, een glucosegehalte, dat overeenkomt met het galactosegehalte (bepaald door hplc), op het glucosegehalte (g) in mindering gebracht. 3. gehalte aan melkveta) behoudens het bepaalde onder b), wordt het melkvetgehalte, uitgedrukt in gewichtspercenten, van het produkt in ongewijzigde staat bepaald door extractie met petroleumether na hydrolyse met chloorwaterstofzuur.b)wanneer in de samenstelling van het produkt andere vetstoffen naast melkvet zijn aangegeven, is de hierna volgende procedure van toepassing: -het totale vetgehalte uitgedrukt in gewichtspercenten, van het produkt in ongewijzigde staat wordt bepaald overeenkomstig de onder a) omschreven procedure. -het boterzuurgehalte, in gewichtspercenten, van het totale vetgehalte wordt bepaald volgens iupac-methode nr. 2310 (referentie: pure and applied chemistry nr. 58, nr. 10, blz. 1419 t/m 1428, van 1986). -het melkvetgehalte, in gewichtspercenten, van het produkt in ongewijzigde staat wordt berekend door het boterzuurgehalte in gewichtspercenten van het totale vetgehalte te vermenigvuldigen met een factor 27, de aldus verkregen waarde te vermenigvuldigen met het gehalte in gewichtspercenten aan de totale vetstof van het produkt in ongewijzigde staat en de uitkomst te delen door 100. 4.gehalte aan melkproteïnena)behoudens het bepaalde onder b), wordt het gehalte aan melkproteïnen van het produkt in ongewijzigde staat berekend door het stikstofgehalte (bepaald volgens de kjeldahl-methode) met een factor 6,38 te vermenigvuldigen.b)wanneer in de samenstelling van het produkt bestanddelen zijn aangegeven die naast melkproteïnen andere proteïnen bevatten: -wordt het gehalte aan stikstof bepaald volgens de kjeldahl-methode; -wordt het gehalte aan melkproteïnen berekend volgens de onder a) omschreven methode, door op het totale gehalte aan stikstof het stikstofgehalte van de proteïnen, andere dan die van melk, in mindering te brengen.
nach den begriffsbestimmungen im anhang iii der verordnung (ewg) nr. 3034/80 für stärke/glucose und saccharose/invertzucker/isoglucose und zur anwendung der anhänge ii und iii der genannten verordnung sind folgende formeln, verfahrensweisen und methoden anzuwenden: 1. gehalt an stärke/glucosegehalt:(berechnet als stärke trockensubstanz, reinheit 100%, bezogen auf die ware)a) (z f) × 0,9,wenn der glucosegehalt gleich hoch oder höher ist als der fructosegehalt oderb)(z g) × 0,9,wenn der glucosegehalt niedriger ist als der fructosegehalt.in den formeln bedeuten:z = glucosegehalt in der ware, bestimmt nach der methode im anhang i dieser verordnung; f=fructosegehalt in der ware, bestimmt mittels hochleistungsfluessigkeitschromatographie (hplc); g=glucosegehalt in der ware, bestimmt mittels hplc.wenn im fall von ziffer 1 buchstabe a) hydrolysierte lactose als bestandteil der ware angemeldet und/oder lactose und galactose neben anderen zuckern festgestellt werden, so ist die der galactosemenge (hplc) äquivalente glucosemenge (hplc) von der glucosemenge (term z) vor jeder weiteren berechnung abzuziehen. 2.gehalt an saccharose/invertzucker/isoglucose:(berechnet als saccharose und bezogen auf die ware)a)s + (2f) × 0,95,wenn der glucosegehalt in der ware gleich hoch oder höher ist als der fructosegehalt,b)s + (g + f) × 0,95,wenn der glucosegehalt niedriger ist als der fructosegehalt.in den formeln bedeuten:s=saccharosegehalt in der ware, bestimmt mittels hplc; f=fructosegehalt in der ware, bestimmt mittels hplc; g=glucosegehalt in der ware, bestimmt mittels hplc.wenn hydrolysierte lactose als bestandteil der ware angemeldet und/oder lactose und galactose neben anderen zuckern festgestellt werden, so ist die der galactosemenge (hplc) äquivalente glucosemenge (hplc) von der glucosemenge (term g) vor jeder weiteren berechnung abzuziehen. 3. gehalt an milchfett:a) vorbehaltlich der bestimmungen von buchstabe b) wird der milchfettgehalt der waren in gewichtshundertteilen nach vorangegangenem salzsäureaufschluß ermittelt. als milchfett gelten die nach diesem aufschluß mit petroläther extrahierbaren stoffe.b)enthält eine ware nach der anmeldung neben milchfett andere fette und/oder Öle, so ist wie folgt zu verfahren: -der gesamtfettgehalt in gewichtshundertteilen wird nach den bestimmungen des buchstabens a) ermittelt; -der gehalt an buttersäure in gewichtshundertteilen im gesamtfett der ware wird nach der methode nr. 2310 der internationalen union für reine und angewandte chemie (iupac) bestimmt (fundstelle: pure and applied chemis-try, nr. 58, nr. 10, s. 1419-1428, 1986); -als gehalt an milchfett der ware in gewichtshundertteilen gilt der gehalt an buttersäure, multipliziert mit dem faktor 27, wobei der so erhaltene wert mit der gesamtfettmenge multipliziert und dann durch 100 dividiert wird. 4.gehalt an milcheiweiß:a)vorbehaltlich der bestimmungen des buchstabens b) wird zur ermittlung des milchproteingehalts der waren in gewichtshundertteilen ihr stickstoffgehalt nach der kjeldahl-methode festgestellt. als gehalt der ware an milchprotein gilt der gehalt an stickstoff, multipliziert mit dem faktor 6,38.b)enthält die ware nach der anmeldung neben milcheiweiß bestandteile, die anderes eiweiß als milcheiweiß enthalten, so ist folgendermassen zu verfahren: -der gesamtstickstoffgehalt in gewichtshundertteilen ist nach der kjeldahl-methode, wie oben unter buchstabe a) beschrieben, zu ermitteln; -der gehalt an milchprotein wird wie oben unter buchstabe a) beschrieben berechnet, wobei jedoch vor der multiplikation vom gesamtstickstoffgehalt in gewichtshundertteilen der stickstoffgehalt subtrahiert wird, der von anderem eiweiß als milcheiweiß herrührt.