You searched for: tú has dicho (Spanska - Holländska)

¿qué has dicho?
wat heb je gezegd?

lo has dicho maravillosamente.
dat heb je wondermooi gezegd.

¿no le has dicho nada?
heb je hem niets gezegd?

¿por qué has dicho algo así?
waarom heb je zoiets gezegd?

—deberíamos, hijo mío; tú lo has dicho.
"moest, mijn jongen!"

—¿un terremoto has dicho? —me preguntó.
"eene aardbeving?" vraagde hij.

dijeron: «ahora has dicho la verdad».
"nu," zeiden zij, "komt gij met de waarheid."

¿has dicho que yo no podría ganar nunca?
heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?

¿le has dicho a alguien cuál es tu verdadero nombre?
heb je iemand verteld wat je echte naam is?

¡pardiez! hacia el lado contrario del que tú has dicho que había ido.
--„_pardieu_! naar de tegenovergestelde zijde van die, welke gij hebt gezegd, dat ik gegaan was.

-has dicho lo mismo -replicó elinor- casi todos los días desde la primera vez que se vieron en la colina de la iglesia; y creo que no llevaban una semana de conocerse cuando ya estabas segura de que marianne llevaba el retrato de él alrededor del cuello; pero resultó que tan sólo era la miniatura de nuestro tío abuelo.
"dat heb je nu al bijna iederen dag gezegd, antwoordde elinor, "sedert ze elkaar voor 't eerst op high-church down ontmoetten; en toen ze elkaar nog geen week kenden, was je al zeker, dat marianne zijn portret in haar medaillon droeg, tot het uitkwam dat het een miniatuur-portretje van onzen oudoom was."