Şunu aradınız:: lichaamsreactie (Hollandaca - Fransızca)

uw lichaamsreactie op repaglinide teva kan veranderen als u andere geneesmiddelen gebruikt, in het bijzonder:
la réponse de votre corps à répaglinide teva peut changer si vous prenez d’autres médicaments, et en particulier les médicaments suivants :

uw lichaamsreactie op repaglinide accord kan veranderen als u andere geneesmiddelen gebruikt, in het bijzonder:
la réponse de votre corps à repaglinide accord peut changer si vous prenez d’autres médicaments, et en particulier les médicaments suivants :

44 uw lichaamsreactie op novonorm kan veranderen als u andere geneesmiddelen gebruikt, in het bijzonder: • monoamineoxidase-remmers (mao-remmers) (bij behandeling van depressie) • bètablokkers (bij behandeling van hoge bloeddruk of hartklachten) • ace-remmers (bij behandeling van hartklachten) • salicylaten (bv. aspirine) • octreotide (bij behandeling van kanker) • niet-steroide anti-inflammatoire middelen (nsaid) (een soort pijnstiller) • steroïden (anabole steroïden en corticosteroïden - bij bloedarmoede of bij behandeling van ontsteking) • orale anticonceptiemiddelen (“ de pil”) • thiaziden (diureticum of middel dat de uitscheiding van water door de nieren bevordert) • danazol (bij behandeling van borstcysten en endometriose) • schildklierproducten (bij behandeling van een te laag schildklierhormoongehalte) • sympathicomimetica (bij behandeling van astma) • clarithromycine, trimethoprim, rifampicine (antibiotica) • itraconazol, ketoconazol (geneesmiddel ter bestrijding van schimmelinfecties) • gemfibrozil (bij behandeling van verhoogde bloedvetwaarden) • ciclosporine (gebruikt om het immuunsysteem te onderdrukken) • fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital (ter behandeling van epilepsie) • st janskruid (kruidengeneesmiddel).
la réponse de votre corps à novonorm peut changer si vous prenez d’ autres médicaments, et en particulier les médicaments suivants: • inhibiteurs de la monoamine-oxydase (imao) (utilisés dans le traitement de la dépression) • bêtabloquants (utilisés dans le traitement de l’ hypertension artérielle ou de maladies cardiaques) • inhibiteurs de l’ ace (utilisés dans le traitement de maladies cardiaques) • salicylés (ex: aspirine) • octréotide (utilisés dans le traitement du cancer) • anti-inflammatoires non stéroïdiens (ains) (un type d’ anti-douleur) • stéroïdes (stéroïdes anabolisants et corticoïdes – utilisés dans le traitement de l’ anémie ou de l’ inflammation) • contraceptifs oraux (pilules pour contrôler les grossesses) • thiazidiques (diurétiques ou « pilule anti-rétention d’ eau ») • danazol (utilisés dans le traitement des kystes des seins et des endométrioses) • produits thyroïdiens (utilisés en cas de taux insuffisants d’ hormones thyroïdiennes) • sympathomimétiques (utilisés dans le traitement de l’ asthme) • clarithromycine, triméthoprime, rifampicine (antibiotiques) • itraconazole, kétoconazole (médicaments antifongiques) • gemfibrozil (utilisé pour traiter un taux de graisses élevé dans le sang) • ciclosporine (utilisé pour inhiber le système immunitaire) • phénytoïne, carbamazépine, phénobarbital (utilisés dans le traitement de l’ épilepsie) • millepertuis (médicament à base de plantes)