Sie suchten nach: schwimmen (Deutsch - Holländisch)

schwimmen
zwemmen

koerperliches schwimmen
zwevend gevoel van het lichaam

er kann schwimmen.
hij kan zwemmen.

sie schwimmen im meer.
zij drijven in de zee.

,,schwimmen ist nichts.
"wat kan mij het zwemmen schelen: 't is alsof het mij verveelt, nu niemand het mij verbiedt.

schwimmen hemmendes mittel
anti-opdrijfmiddel

der fisch will schwimmen.
de vis wil zwemmen.

können kaninchen schwimmen?
kunnen konijnen zwemmen?

er kann sehr schnell schwimmen.
hij kan heel snel zwemmen.

sie schwimmen an den strand!
ze zwemmen naar de kust!

schwimmen sport sportmedizin sportverletzungen
vrijebjdsbesbding wandelen

wir schwimmen gerne im ozean.
we zwemmen graag in de oceaan.

sie schwimmen direkt in den tod!
direkt komen ze natuurlijk op ons af!

mutter, kann ich schwimmen gehen?
moeder, mag ik gaan zwemmen?

,,weißt, ich geh' grad zum schwimmen.
"zeg, ik ga zwemmen. zou jij ook niet willen, als je mocht?

weshalb kannst du nicht schwimmen?
hoe komt het dat u niet kunt zwemmen?

wollen wir schwimmen gehen, admiral?
zullen we maar gaan zwemmen, admiral?

baden, duschen, schwimmen und sport:
baden, douchen, zwemmen en trainen:

ich geheregelmäßig schwimmen und koche für freunde.
ik houd van zwemmen envan koken voor vrienden.

der alte mann versuchte, 5 kilometer zu schwimmen.
de oude man probeerde vijf kilometer te zwemmen.