Results for vertellen translation from Dutch to English

vertellen
say

2. vertellen:
2. stories:

_niet meer vertellen
don't _tell me again.

het verhaal vertellen
telling the story

ik moet iets vertellen.
you know. i need to say something.

wat vertellen ze ons?
what do they tell us?

mark - kom je vertellen.
mark - come tell you.

kan iemand me vertellen
tell me his name

alle bekenden te vertellen.
to all our friends.

door er over te vertellen?
by talking about it?

‘kun je mij iets vertellen?’
‘ you dare to do this?

om het verschil te vertellen
to tell the difference

de wegwijzerdienst kan dat vertellen.
the signpost service can tell them.

deze software zal u vertellen:
this software will tell you:

wij vertellen zo'n verhaal.
we tell such a story.

we moeten de waarheid vertellen.
we must speak truthfully.

kunt u daarover iets meer vertellen?
could she elaborate on this for us?

2. ouders vertellen hun kinderen……
2. parents tell their children

dat kunnen deze heren ons vertellen.
these guys can tell us.

kunnen jullie daar wat over vertellen?
can you tell a bit more about this?