Results for nervositeit translation from Dutch to French

nervositeit
nervosité

nervositeit sufheid
nervosité somnolence

depressie, nervositeit
affections du système nerveux affections oculaires

nervositeit, affectlabiliteit,
nervosité, labilité

soms: depressie, nervositeit
peu fréquent : dépression, nervosité

euforische stemming nervositeit
humeur euphorique nervosité

nervositeit, abnormale gedachten
une nervosité, des pensées anormales

ge agitatie, nervositeit vaak:
tor idées suicidaires rare:

angst * nervositeit * nachtmerrie *
thrombocytopénie pancytopénie purpura

delirium nervositeit hallucinaties agitatie
delirium nervosité hallucination agitation

psychische stoornissen zelden: nervositeit
rare: nervosité

hoofdpijn, nervositeit, tintelingen, slaapstoornissen
nervosité, picotements, troubles du sommeil.

- hoofdpijn, nervositeit, tintelingen, slaapstoornissen
- raideur abdominale, présence de sang lors des vomissements, selles noires et groudronneuses,

verminderd libido nervositeit abnormale gedachten
nervosité pensée anormale

vertigo, slaperigheid, nervositeit slapeloos- heid
base des données disponibles)*

nervositeit, moeite met slapen (slapeloosheid),
entiment d’anxiété, troubles du sommeil (insomnie)

nervositeit, slaperigheid, depressie, agitatie, anorexie
nervosité, somnolence, dépression, agitation, anorexie

amnesie, agitatie, verwardheid, slaperigheid, nervositeit.
amnésie, agitation, confusion, somnolence, nervosité

geïrriteerdheid, nervositeit, rusteloosheid, slapeloosheid, abnormale dromen
irritabilité, nervosité, impatience, insomnie, rêves anormaux

soms: amnesie, agitatie, verwardheid, slaperigheid, nervositeit.
peu fréquent : amnésie, agitation, confusion, somnolence, nervosité.