Results for woongebouw translation from Dutch to French

woongebouw
immeuble d'habitation

4o woongebouw :
4o immeuble d'habitation :

2° woongebouw :
2° bâtiment à usage d'hébergement :

aardbevingsbestendig woongebouw
bâtiment résidentiel antisismique

kenmerken van het woongebouw :
caractéristiques de l'immeuble d'habitation :

eigenaar is van een woongebouw;
propriétaire d'un immeuble d'habitation;

een onderhoudsmonteur klimt in een woongebouw op de liftkooi.
la victime a mis en contact l'outil coupant et la pièce métallique à tourner trop rapidement et sous l'axe de coupe.

bijlage i : bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouw
annexe i re : méthode de détermination du niveau de consommation d'énergie primaire des bâtiments résidentiels

drager is van een recht van erfpacht of opstal op een woongebouw;
titulaire d'un droit d'emphytéose ou de superficie sur un immeuble d'habitation;

gebouw dat niet valt onder woongebouw, kantoorgebouw, schoolgebouw of industrieel gebouw.
: un bâtiment qui n'entre pas dans les catégories des bâtiments résidentiels, immeubles de bureaux bâtiments scolaires ou bâtiments industriels.

6° de volgende werken en handelingen in de buurt van een vergund woongebouw:
6° les travaux et actes suivants dans le voisinage d'un bâtiment de logement autorisé :

artikel 1 « woongebouw » van de op 18 januari 1973 goedgekeurde versie, enkel inzoverre :
l'article 1er « immeuble résidentiel », de la version approuvée le 18 janvier 1973, uniquement dans la mesure où :

bijlage v : ventilatievoorzieningen in woongebouwen
annexe v : dispositifs de ventilation dans les bâtiments résidentiels