Results for zaterdag translation from Dutch to Spanish

zaterdag
sábado

fijne zaterdag
feliz sabado

het is zaterdag.
es sábado.

"zaterdag? onmogelijk!"
¿sábado?; ¡imposible!

maandag tot zaterdag:
domingo y festivos

"neen ... vandaag zaterdag."
no... hoy... sábado.

vandaag is het zaterdag.
hoy es sábado.

op zaterdag en zondag:
el sábado y el domingo:

naam voor zaterdag (regionaal)
nom local per dissabte

donderdag vrijdag zaterdag el
martes miércoles to

zaterdag is mijn vader vrij.
el sábado está mi padre libre.

zaterdag zondag mi es ne ge
viernes sábado am

elke zaterdag spelen we voetbal.
todos los sábados jugamos al balompié.

die vijfde september was een zaterdag.
ese 5 de setiembre fue sábado.

zaterdag@option name of the weekday
sábado@option name of the weekday

- 60 zitplaatsen op zaterdag en zondag.
- 60 asientos los sábados y domingos.

het zou mooi zijn als u ons zaterdag belt.
sería estupendo si nos llamase el sábado.

morgen is het zaterdag, 5 februari 2011.
mañana es sábado, 5 de febrero del 2011.

polen: zwarte zaterdag 10-04-2010
polonia: q.e.p.d. sábado negro 10.04.2010

op de route albenga — rome op zaterdag:
en la ruta albenga-roma se efectuará el sábado: