Results for poder translation from English to Dutch

querer es poder.
willen is kunnen.

su hambre es el poder.
hun honger heet macht.

no, no tenemos ese poder.
nee, die hebben wij niet.

quiero poder comparar objetivamente.
ik wil objectief kunnen vergelijken.

es fabuloso poder conducir con eso.
het is geweldig om daarmee te rijden.

por otro lado, la información es poder.
kennis is anderzijds ook macht.

confíamos en poder progresar en amsterdam.
wij hebben hoop op vooruitgang in amsterdam.

contamos con los medios para poder hacerlo.
de middelen hiertoe bestaan.

el poder se distancia, pero permanece vigilante.
de macht raakt verder weg, maar is van grote invloed.

tenemos que poder decir lo que es necesario.
we moeten kunnen zeggen wat er gezegd moet worden.

quien comparte su moneda, comparte el poder.
wie zijn munt deelt, deelt macht.

espero con enorme interés poder trabajar con él.
ik zie er reikhalzend naar uit om met hem samen te werken.

¿acaso son presiones? ¿repartos de poder?
heeft dat soms te maken met pressie of met machtsverdeling?

* "contra el poder y otros ensayos" (1992).
* "contra el poder y otros ensayos" (1992).

señor presidente, me gustaría poder decir: ¡eureka!
. mijnheer de voorzitter, ik zou willen zeggen: eureka!