Results for surprise translation from English to Dutch

surprise
surprise

a surprise
een verrassing

nice surprise.
leuke verrassing.

surprise or?
verrassing of niet?

surprise sweet
fopbonbon

a real surprise.
een goddelijke verrassing.

no bad surprise!
geen onaangename verrassing!

"to my surprise ...
patrick moraz verliet de groep weer.

a genuine surprise.
een echte verrassing.

"ah, you surprise me.
--„wel! gij verbaast mij, ik meende u een allerakeligste geschiedenis te hebben verhaald.”

surprise nuclear attack
nucleaire verrassingsaanval

nano expressed his surprise:
nano spreekt zijn verbazing uit:

surprise, discover, experience.
verbazen, ontdekken, beleven.

bibette?s birthday surprise
heyzo 0218 ?????????????????????????????

i don't require surprise.
ik vereis geen verrassing.

the pastor’s great surprise
de grote verrassing van de pastoor

surprise, we're already there!
verrassing, we zijn er al!

. no unpleasant surprises
geen onaangename verrassingen