Results for précis translation from French to Dutch

précis
precision

précis.
gelijke kansen

le précis
het overzicht

accord précis
nauwkeurige afstemming

pas de § précis
ergens

accurate (précis)
accuraat realistisch

lieu précis & #160;:
sublocatie:

un calibrage précis
een nauwkeurige ijking

il faut être précis.
dit model zou verder gaan dan het huidige markststelsel.

nombre trop précis !
te precies nummer!

- dans des cas précis,
- in specifieke gevallen;

b) contenu précis;
b) de inhoud nauwkeurig wordt vastgesteld;

réglage fonctionnel précis
functioneel trimmen

ils doivent être précis.
en ze moeten specifiek zijn.

taux d'échantillonnage précis
exacte samplerate

jour, heure, lieu précis;
de dag, uur en precieze plaats;

action dans des pays précis
optreden in specifieke landen

chiffres précis à insérer.
precieze getallen nog in te vullen.

chronomètre, précis à 0,5 s.
chronometer, tot op 0,5 s nauwkeurig.

d) précis et non équivoques;
d) precies en ondubbelzinnig;