Results for trice translation from French to Dutch

administrateur/trice
administrateur

éducateur(trice);
pedagogisch werker (« éducateur(trice) »);

educateur(trice).
opvoeder(ster).

formateur(trice) (1)
opleider (opleidster) (1)

créateur/-trice textile
textielontwerper/-ster

8° "coordinateur/trice" :
8° "coördinator/trice" :

collaborateur(trice) cuisine
medewerker(ster) keuken

instituteur(trice) primaire;
onderwijzer(es);

un(e) directeur-trice;
een directeur/directrice;

collaborateur(trice) d'office
medewerker(ster) office

collaborateur(trice) buffet déjeuner
medewerk(st)er ontbijt(buffet)

instituteur(trice) maternel(le).
kleuterleider(ster).

collaborateur(trice) au self-service
medewerk(st)er self-service /medewerk(st)er zelfbediening

puériculteur(trice) ["kindergärtner(in)"],
kleuterleider/leidster (« kindergärtner/in »);

collaborateur(trice) administration des salaires
medewerk(st)er loonadministratie

collaborateur(trice) cuisine - cuit les pizzas
medewerker(ster) keuken - pizzabakker(in)

le diplôme d'instituteur(trice) primaire;
het diploma van onderwijzer(es);

vendeur(se) collaborateur(trice) magasin, shop
verkoper/verkoopster medewerk(st)er winkel

un(e) puériculteur(trice) par 10 places;
één kinderverzorg(st)er per 10 plaatsen;

emploi vacant de directeur(trice) adjoint(e)
openstaande functie van adjunct-directeur(trice)