Results for tim translation from German to Dutch

tim
tim (voornaam)

tim papÉ
de heer papÉ

tim alder
tim alder

tim-verzerrung
vervorming door kruismodulatie

herr tim christophersen
de heer christophersen

tim waugh/red hat
tim waugh/red hat

(c) 2006 tim beaulen
(c) 2006 tim beaulen

(c) 2002, tim jansen
(c) 2002, tim jansen

ich kann tim nicht finden.
ik kan tim niet vinden.

tim -*pl 611 --(mod.)(16) -
tim -*pl 611 --(mod.)(16) -

tim johnson (für gruppe iii)
johnson (voor groep iii)

1989 tim berners-lee, ein bei der
1989 tim berners-lee, een wetenschapper

herr tim markig (für gruppe i)
t. marking (voor groep i)

dr. tim lobstein (für die berichterstatterin)
de heer t. lobstein (voor de rapporteur)

hergé, der schöpfer von tim und struppi.
hergé met zijn bekendste stripfiguur kuifje.

tim loughton parlamentarischer staatssekretär für kinder und familie
de heer tim loughton staatssecretaris van kinderen en gezinnen

tim eggar staatsminister, ministerium für bildung und wissenschaft
tim eggar onderminister van onderwijs en wetenschappen

die stellungnahme wurde eins tim mig ange nommen. ommen.
dit advies is met algemene stemmen goedgekeurd.

michael zouridakis david drakeford tim buxton sylvie bÉnÉfice beatrice fayl
michael zouridakis david drakeford tim buxton sylvie bÉnÉfice beatrice fayl

tim buxton, leiter des bereichs projektverwaltung, geboren am 27.
tim buxton, waarnemend hoofd van de sector projectbeheer, geb.