Results for vosotros translation from Spanish to Dutch

viéndolo vosotros,
en gij op hetzelfde oogenblik rond ziet.

vosotros sois doctores.
jullie zijn dokters.

¡paz sobre vosotros!
vrede zij met jullie!

dijo: «¡tirad vosotros!»
hij zei: "werpt."

que tal estais vosotros
how are you

es misericordioso con vosotros.
hij is voor jullie barmhartig.

vosotros, los que lloráis.
gij! die beweent enz.” [7] oud soort van vers, waarvan de eerste en de vierde regel rijmen, zoo ook de tweede en de derde, de vijfde bestaat uit de eerste helft van den eerste.

pero vosotros no sabéis».
maar jullie weten het niet.

di: «de vosotros mismos».
zeg: "dat komt van jullie zelf."

estamos con vosotros, escuchamos.
wij zijn met jullie en luisteren."

dijo: «¡no! ¡tirad vosotros!»
hij antwoordde: werpt gij uwe staven het eerste weg.

así no se llegarán a vosotros.
zij zullen jullie dus niet te na kunnen komen.

luego, vosotros, extraviados, desmentidores,
daarna zullen jullie, o dwalende, loochenaars.

así completa su gracia en vosotros.
op deze wijze vervolmaakt hij voor juille zijn gunst.

es mejor para vosotros. si supierais...
dat is beter voor jullie, als jullie het wisten!

creed, pues, será mejor para vosotros.
gelooft dan, het is beter voor jullie.

es mejor para vosotros. si supierais...»
dat is beter voor jullie, als jullie het maar wisten.

dirán: «entonces, ¡invocad vosotros!»
zij (de engelen) zullen zegen: "roept dan aan."

nosotros dos sabemos que vosotros dos mentís.
we allebei weten dat jullie allebei liegen.

nos ocuparemos detenidamente de vosotros, dos cargas.
wij zullen ons bezighouden met jullie, die beiden zwaar wegen.