Vous avez cherché: digo (Espagnol - Néerlandais)

sólo digo.
ik bedoel maar.

digo liverpool.
"ik zeg liverpool."

-¿te lo digo?
"zal ik 't maar zeggen?"

les digo ja, ja.
lol om jou.

-digo lo que es.
"ik zeg wat waar is."

¡yo sólo lo digo!
ik zeg het alleen maar!

les digo ja, ja, ja.
lol om jou.

¡¡¡recuerden lo que digo!!!
let op mijn woorden!!!

¡será maravilloso, le digo!
ik vind het verrukkelijk, dol!

¿y qué si digo "no"?
wat als ik "nee" zou zeggen?

¿entiendes lo que te digo?
verstaat ge wat ik zeg?

Él cree todo lo que le digo.
hij gelooft alles wat ik zeg.

estoy seguro de lo que digo.
ik ben zeker van wat ik zeg.

digo seis meses, y seré exacto.
"ik zeg zes maanden," antwoordde fogg beleefd, "en ik zal zorgen op het rendez-vous te zijn."

creed ante todo en lo que os digo.
geloof liever aan hetgeen ik u zeg.

así que digo, ¡cumple tu sueño!
dus ik zeg, verwezenlijk je droom!

entonces, os acordaréis de lo que os digo.
en gij zult u dan herinneren wat ik thans tot u zeg.

no debes confundir el sentido de lo que digo.
je moet mij niet verkeerd begrijpen.

digo que soy de la opinión de porthos respondió aramis.
--„ik zeg, dat ik met porthos van dezelfde denkwijze ben,” antwoordde aramis.

ven, lo digo, y no tengas miedo continuó athos .
--„kom, zeg ik en vrees niet,” ging athos voort. „op het oogenblik, dat ik u wilde betalen, had ik mijn beurs op tafel gelegd.”