Vous avez cherché: impartialité (Français - Néerlandais)

impartialité
onpartijdigheid

impartialité et indépendance
onpartijdigheid en onafhankelijkheid

devoir d'impartialité
ambtelijke plicht tot onpartijdigheid

section ii. - impartialité
afdeling ii. - onpartijdigheid

indépendance et impartialité des arn
onafhankelijkheid en onpartijdigheid van nri

indÉpendance, intÉgritÉ et impartialitÉ
onafhankelijkheid, integriteit en onpartijdigheid

l'impartialité a son revers.
zakelijkheid heeft echter twee zijden.

3° impartialité de l'intervention
3° onpartijdigheid van de tussenkomst

chapitre ii. - indépendance et impartialité
hoofdstuk ii. - onafhankelijkheid en onpartijdigheid

en conscience et en toute impartialité
overeenkomstig zijn geweten en onpartijdig

probité - loyauté - intégrité - impartialité
eerlijkheid - loyauteit - integriteit - onpartijdigheid

« article 7 impartialité et indépendance 1.
„artikel 7 onpartijdigheid en onafhankelijkheid 1.

fr article 45 indépendance et impartialité 1.
artikel 45 onafhankelijkheid en onpartijdigheid 1.

en toute impartialité et en toute indépendance
in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid

l'impartialité du personnel doit être garantie.
de onpartijdigheid van de personeelsleden moet worden gegarandeerd.

impartialité, qualité et cohérence des contrôles officiels
de onpartijdigheid, kwaliteit en de consistentie van de officiële controles te garanderen

5° son indépendance, son impartialité et son intégrité.
5°. zijn onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit.

le conseil estime que les principes d'impartialité,
de raad is van oordeel dat de onpartijdigheid,

1° garantir l'impartialité et l'indépendance;
1° onpartijdigheid en onafhankelijkheid waarborgen;

chapitre xv. - l'indépenda nce et l'impartialité
hoofdstuk xv. - onafhankelijkheid en onpartijdigheid