Vous avez cherché: vertrouweling (Néerlandais - Espagnol)

--„onmogelijk! gij, zijn vertrouweling.”
imposible, sois su confidente.

ik wil hem tot mijn vertrouweling maken."
le destino a mi servicio».

rui de koning zei: "brengt hem bij mij, ik maak hem tot mijn vertrouweling.
el rey dijo: «¡traédmelo! le destino a mi servicio».

milady slaakte een vreugdekreet. die man was de graaf de rochefort, de vertrouweling zijner eminentie.
milady lanzó un grito de alegría: aquel hombre era el conde de rochefort, el instrumento ciego de su eminencia.

ik heb u immers gezegd, dat zij de pleegdochter van den heer de la porte, den vertrouweling der koningin is.
¿no os he dicho que era la ahijada del señor de la porte el hombre de confianza de la reina?

--er was, wel is waar, nog zekere vader josef, maar diens naam werd slechts zeer zacht genoemd, zoo groot was de vrees, welke die grijze eminentie (zoo noemde men den vertrouweling des kardinaals) inboezemde.
también estaba el padre joseph cierto; pero su nombre a él nunca le era pronunciado sino en voz baja, ¡tan grande era el terror que inspiraba la eminencia gris, como se llamaba al familiar del cardenal!