검색어: ehre (독일어 - 네덜란드어)

ehre
eer

ich habe die ehre.
daar gaat het om.

mit wem habe ich die ehre?
met wie heb ik de eer?

gewalt im namen der ehre
eergerelateerd geweld

man verliert leicht die ehre.
men verliest gemakkelijk zijn eer.

beistandspflicht - angriff auf die ehre
verplichting van bijstand -aantasting van de goede naam

und gegen meine ehre widerspricht
en tegen mijn eer indruischt

dies ist für mich eine große ehre.
• samenstelling van een hulpprogramma ten behoeve van de tropische regenwouden.

Über kpilot. ehre wem ehre gebührt.
over kpilot. dankbetuigingen.

darin besteht die ehre der gewaltlosen.
de toespraak van de voorzitter van de raad is erg optimistisch en geeft ons een, ik zou bijna zeggen, rooskleurig beeld van de coherentie en cohesie van de communautaire standpunten.

es ist eine große ehre, ihn kennenzulernen.
het is een grote eer hem te leren kennen.

dies gereicht der europäischen gemeinschaft zur ehre.
het programma van de commissie werd op alle niveaus ten zeerste gewaardeerd.

dies gereicht unserer epoche nicht zur ehre.
dat strekt onze tijd niet tot eer.

er ist des lobes und der ehre würdig.»
hij is lofwaardig en glorierijke

herr präsident! ich möchte meine ehre verteidigen.
mijnheer de voorzitter, ik wil graag voor mijn eer opkomen.

es geht heute abend um die ehre dieses parlaments.
hier in deze zaal is niemand zonder zonde.

eine solche technologische herausforderung gereicht unseren ingenieuren zur ehre.
het gaat hier bovendien om zaken die de lidstaten alleen nooit tot stand zouden kunnen brengen.

ich glaube, sie verdienen diese übergroße ehre gar nicht.
daarvoor zijn een aantal redenen.

dieser krieg, herr präsident, gereicht europa nicht zur ehre.
de voorzitter. — het woord is aan de heer adamou.

diese ehre gebührt der kommission, diese ehre gebührt auch dem ministerrat.
nu reeds kun­nen wij, en dat is ook op korte termijn, de onderhan­delingen over lomé iii ingaan met die heilige overtui­ging en de vastberaden wil om dit beleid in de ko­mende jaren op een andere leest te schoeien.