Je was op zoek naar: bist du aus (Duits - Nederlands)

bist du da
ben jij dar

wer bist du?
flattach

bist du wahnsinnig
ben je bedonderd

bist du startklar?
klaar om het luchtruim te kiezen?

also, wer bist du?
wie ben jij?

wann bist du aus london zurückgekehrt?
wanneer ben je uit londen teruggekomen?

und bist du nicht
en dat niet alleen in europa.

wie siehst du aus
hoe zie je eruit

bist du ein zauberer?
ben je een tovenaar?

bist du eingeschlafen, tom?
slaap je, tom?

wer bist du, daß -- daß --"
wie zijt gij, dat ...?"

unsere priorität bist du.
jij bent onze prioriteit.

bist du nicht glücklich?
zijt ge niet gelukkig?

bist du bereit, robert?
zijt gij gereed, robert?"

gepriesen-erhaben bist du!
god beware!

bist du amerikaner oder franzose?
ben je amerikaans of frans?

,,_natürlich_ bist du bange!"
"ik ben niet bang."

„wie alt bist du?“ „sechzehn.“
"hoe oud ben je?" "ik ben 16 jaar."

stammst du aus einer musikerfamilie?
kom je uit een muzikaal gezin?

warum bist du nach japan gegangen?
waarom ben je naar japan gegaan?