Je was op zoek naar: occuparsi (Italiaans - Nederlands)

occuparsi?
uit de weg te ruimen zijn?

- "occuparsi"?
aangepakt?

per occuparsi--
om af te rekenen met...

- gia', occuparsi.
- ja, aangepakt.

occuparsi di cosa?
wat over te laten?

- occuparsi di cosa?
afhandelen waarmee?

ad occuparsi di alex.
voor alex zorgen. - o, mooi zo.

bisogna occuparsi di lei.
ze moet worden aangepakt, nu.

potrebbe occuparsi di lui?
anders nog?

non puo' occuparsi di lei.
u kunt niet voor haar zorgen.

- deve occuparsi del paziente?
moet je daar niet iets aan doen?

e quando dice "occuparsi"...
als u zegt "wordt gezorgd"?

deve occuparsi di sand saref.
- je moet iets aan sand saref doen.

dovrebbe occuparsi di recupero?
het is de bedoeling dat je daar reïntegreert.

- gli piace occuparsi di cose.
hij houdt van dingen regelen.

- nessuno può occuparsi di lui?
is er iemand anders die hem kan verzorgen?

- bobby puo' occuparsi del caso.
bobby redt zich wel met de zaak.

nessuno vuole occuparsi di noi?
kan niemand ons bijstaan?

bisognera' occuparsi anche di loro.
hem moet ik ook aanpakken.

c'e' troppo di cui occuparsi.
er is teveel om te doen.