Je was op zoek naar: vibra (Italiaans - Nederlands)

vibra.
het vibreert.

- vibra.
- trilstand.

- no, vibra.
- nee, het trilt.

qualcuno vibra.
er gaat een telefoon.

- il vibra... tore.
vi... - ...brator.

dondola e vibra.
het rolt en schud.

que buena vibra!
que buena vibra!

cos'e' che vibra?
wat doe je?

il tuo telefono vibra.
je telefoon gaat.

questa... cosa che vibra...
dat zoemen.

chi vibra? lo sento.
wie zijn telefoon gaat?

e ti vibra la giacca.
en nu trilt je jas.

deb, ti vibra il sedere.
je achterwerk trilt.

- se vuoi vibra e lampeggia.
- hij trilt en knippert.

- l'immagine vibra, non so...
er is iets mis.

ehi, liam. ti vibra il cellulare.
hey, liam je telefoon zoemt.

senti come vibra questa bellezza!
moet je eens horen!

oh, c'e' qualcosa che vibra?
oh, is het iets, dat vibreert?

- questa cosa vibra o si illumina?
gaat dit ding zoemen of licht het op?

mi hanno dato questo sottobicchiere che vibra.
ze gaven mij deze vibrerende onderzetter.